“5 miljoen hectare woestijn in Niger is in 25 jaar tijd omgetoverd in een landschap waar bomen groeien, gewassen worden geteeld en vee wordt gehouden!”, roept dr. Abasse Tougiane enthousiast. “Dat is een oppervlakte groter dan Nederland!” We zijn op een lezing die Abasse samen met zijn collega Toudou Adam geeft bij Buitenlandse Zaken, over het succesverhaal van de vergroening in Niger. De zaal is nagenoeg vol, kennelijk zijn niet alleen ambtenaren van Buitenlandse Zaken, maar ook wetenschappers, afgevaardigden van NGO’s en mensen uit het bedrijfsleven geïnteresseerd in dit onderwerp. Want hoe is het mogelijk dat dit zo goed werkt, terwijl een initiatief zoals The Great Green Wall zo jammerlijk is mislukt?
Kleinschalige adaptatiemaatregelen in ontwikkelingslanden zijn vaak moeilijk van de grond te krijgen omdat overheden, ontwikkelingsbanken en donoren over het algemeen liever grotere projecten financieren. Eén groot project is overzichtelijker en zichtbaarder dan tien kleine. Toch is het uitermate belangrijk dat juist die kleinschalige initiatieven - gebaseerd op kennis en behoeften van lokale gemeenschappen- ondersteund worden. Hoe kun je ervoor zorgen dat dit soort - vaak zeer effectieve - lokale projecten de weg vinden naar de juiste fondsen en omgekeerd?
Een grote stuwdam bedreigt de Omo rivier in Ethiopië en het Turkanameer in Kenia. Als de dam wordt voltooid, zal dat het milieu in het gebied verwoesten en verstrekkende gevolgen hebben voor de honderdduizenden mensen die in het gebied wonen. Als gevolg van aanhoudende protesten en studies over de gevolgen van de dam, hebben verschillende financiers hun lening teruggetrokken. Helaas heeft de Industrial Commercial Bank of China nu een lening ter beschikking gesteld voor verdere financiering van het project.
Droge gebieden bedekken een groot deel van het aardoppervlak: meer dan 40 % en zelfs meer dan tweederde van Afrika. Het overgrote deel van de allerarmsten op de wereld, 70% van de ernstig ondervoeden - ruim 600 miljoen mensen - leeft in deze gebieden. Geld en initiatieven om verwoestijning en andere vormen van landdegradatie tegen te gaan en de voedselproductiviteit in deze gebieden te verhogen zijn van levensbelang. Echter, deze noodzaak blijkt niet uit de praktijk van de internationale ontwikkelingssamenwerking.
De Wereldbank, een instelling die streeft naar duurzame mondiale ontwikkeling, wil zich nu profileren als de klimaatbank. Deze rol lijkt echter niet voor de hand te liggen en is eerder in tegenspraak met de uitvoering van haar beleid. Zo zijn criteria van haar klimaatinvesteringsfondsen niet ambitieus genoeg. De Wereldbank geeft bovendien aan zich niet met politieke beslissingen te willen bemoeien, terwijl oplossingen richting klimaatproblematiek mede via de politieke akkoorden bereikt zullen worden. Ook domineren Westerse landen de besluitvorming binnen de bank, en dat terwijl de klimaatproblematiek vooral juist de armere landen treft. Kortom: is de wereldbank wel zo geschikt voor deze rol als klimaatbank?