Both ENDS

Nieuws / 11 oktober 2019

Paraguay: hoe ISDS aangegrepen werd om landrechten van mensen te schenden

Inheemse volken in Paraguay zien zich bij hun pogingen de grond van hun voorouders terug te vorderen, gedwarsboomd door Duitse investeerders. Dat is de impact die investeringsverdragen kunnen hebben op de ontwikkeling en rechten van de bevolking op sociaal, milieu- en economisch gebied. Waarom? Vooral vanwege zogenaamde 'Investor-to-State Dispute Settlement'-clausules die vaak zijn opgenomen in dit soort verdragen.

In BIT's worden vaak landrechten toegekend aan buitenlandse bedrijven en particulieren. Dat levert grote problemen op, vooral wanneer de overeenkomst voorziet in een ISDS-clausule. Bij dat soort arbitrage hoeft er vaak niet eens daadwerkelijk een beroep te worden gedaan op de overeenkomst: alleen al het bestaan van ISDS op zich is meestal al afschrikwekkend genoeg voor autoriteiten met plannen om de verdeling van grond te hervormen. ISDS biedt buitenlanders namelijk de mogelijkheid op basis van clausules over 'schadevergoeding' en 'gerechtvaardigde verwachtingen' uit de investeringsovereenkomsten economische compensatie te claimen voor wat zij zien als 'onteigening;. De schadevergoeding moet gebaseerd worden op de actuele marktprijzen en vaak worden daarin ook de verwachtingen voor toekomstige winsten verdisconteerd. De situatie is des te ironischer omdat de investeerders de rechten op de grond in veel gevallen al ver onder de marktprijs hebben verworven.

In 1994 legde Paraguay in de grondwet vast dat de inheemse volken het grondgebied van het land al bewoonden vóór de komst van de koloniale machten en de oprichting van de natiestaat in de zestiende eeuw. Voor de negentien verschillende inheemse bevolkingsgroepen van Paraguay opende dit de wettelijke mogelijkheid op om het land terug te eisen dat hun de afgelopen eeuwen was ontnomen. De inheemse bevolking hoopte dat dit een nieuw begin zou zijn; inheemse leiders hadden heel duidelijk gemaakt dat het gebrek aan inheemse landrechten de “basis was van de misère van de inheemse bevolking."

Maar ISDS deed die hoop al snel vervliegen. Het mechanisme bleek aanleiding voor de weigering van de regering haar constitutionele plicht te vervullen en het land van de voorouders terug te geven aan de oorspronkelijke eigenaren.

De zaak Palmital

In 1992 werd er in Paraguay een nieuwe landbouwwet aangenomen die bepaalde dat land dat geen sociaal doel diende, moest worden verkocht door de eigenaren en anders zou worden onteigend. 120 families zonder land die op Palmital woonden - een slapend landgoed van 1000 hectare van Duitse eigenaren - beriepen zich op de nieuwe wet en verzochten om overdracht van de eigendomstitels. De senaat van Paraguay gaf zich geen toestemming, omdat onteigening van het land in strijd zou zijn met de BIT tussen Duitsland en Paraguay van 1993. De politie ging diverse malen over tot geweld om de families te verwijderen, maar ze bleven terugkeren naar het landgoed. De geruchten willen dat de Duitse ambassade in Paraguay bij de zaak Palmital had verwezen naar de BIT, suggererend dat onteigening zou worden opgevat als een schending van de investeringsbeschermingsovereenkomst. Uiteindelijk bereikten de landloze boeren, de Duitse eigenaren en de staat Paraguay een buitengerechtelijke schikking en mochten de families op het landgoed blijven.

De zaak van de Sawhoyamaxa

Begin jaren negentig begonnen leiders van de inheemse Sawhoyamaxa-gemeenschap verzoeken in te dienen bij de autoriteiten om teruggave van het land van hun voorouders dat hun aan het eind van de 19e eeuw was ontnomen door buitenlanders. De Sawhoyamaxa gebruikten het om er te jagen en te vissen, traditionele medicijnen te maken en voor culturele rituelen. Zonder dat land raakte de gemeenschap gemarginaliseerd. Velen zagen zich gedwongen werk te zoeken bij de nieuwe boeren, vaak onder erbarmelijke omstandigheden. De gemeenschap belandde letterlijk op straat.

Omdat de staat verzuimde hun rechten te beschermen, legden de Sawhoyamaxa hun zaak voor aan het Inter-Amerikaanse hof voor de rechten van de mens (ICHR), daarbij bijgestaan door de NGO Tierra Viva. De staat betoogde dat de eigenaar van het betwiste land een Duitse onderdaan was en dat onteigening van de grond zou neerkomen op schending van de BIT tussen Paraguay en Duitsland. Op 29 maart 2006 maakte het ICHR daar echter korte metten mee. Het oordeelde juist dat de staat Paraguay de rechten van de Sawhoyamaxa op leven, eigendom en rechtsbescherming had geschonden. De staat werd gesommeerd het land van de voorouders binnen drie jaar terug te geven aan de gemeenschap.

Paraguay gaf daar echter geen gehoor aan en dat leidde tot jaren van juridische strijd en massademonstraties. Er werden klachten ingediend bij de Constitutionele Kamer van het hoogste rechtsorgaan van het land. De vordering van de Duitse eigenaren, die hadden gesteld dat onteigening en teruggave van 14.404 hectare 'ongrondwettig' zou zijn werd in oktober 2014 unaniem afgewezen door de hoogste rechters. “Het voelt alsof of we zijn vrijgelaten uit de gevangenis,” zeiden de leiders van de Sawhoyamaxa-gemeenschap bij het horen van dit vonnis. Wel werd gevreesd dat de Duitsers de BIT met Paraguay zouden aangrijpen om het definitieve vonnis nog aan te vechten bij de nationale rechtbanken van Paraguay. Gelukkig is het daar niet van gekomen. In 2015 verwierven de Sawhoyamaxa uiteindelijk de eigendomstitels op het land dat eeuwenlang hun thuis was geweest.

Deze zaak werd uitgelicht als onderdeel van de campagne week voor  

'Geen VIP-rechten voor multinaltionals - kies voor mens en milieu! (14-18 oktober 2019)

Achtergrond van de 'Geen VIP-rechten voor multinationals'-campagne

Meer informatie:

Zie ook de zaak van Indonesië 

 

Voor meer informatie

Lees meer over dit onderwerp