Both ENDS

Nieuws / 20 oktober 2011

50 jaar OESO: nog steeds een coördinatierol voor exportkredietverzekeraars?

Dit jaar viert de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) haar vijftigste verjaardag. Ter gelegenheid publiceerde zij een boek over de rol van exportkredieten en exportkredietverzekeraars (ECA's) in de afgelopen vijf decennia. Wiert Wiertsema (Both ENDS) schreef namens ECA Watch een bijdrage voor deze uitgave. Hij is van mening dat dit vijftigjarig bestaan een momentum is dat vraagt om hervormingen, in plaats van applaus.

 

In 1961 werd de OESO opgericht met het doel te bouwen aan sterke economieën in haar lidstaten en vrijhandel en wereldwijde economische ontwikkeling te bevorderen. Binnen de OESO werd de Werkgroep inzake Exportkredieten en Kredietgaranties (ECG) belast met het ondersteunen van exportkredietverzekeraars (ECA's). De meeste industrielanden hebben een ECA om eigen bedrijven te helpen bij het zakendoen in het buitenland. In de afgelopen jaren is een aantal duurzaamheidaspecten opgenomen in OESO regelgeving voor ECA´s om negatieve gevolgen voor mens en milieu te voorkomen. Helaas blijven veel kwesties onbesproken en de implementatie van afspraken blijft problematisch.


Schuldenproblematiek
In de publicatie Smart Rules for Fair Trade: 50 years of Export Credits, benoemt Wiert Wiertsema verschillende systematische tekortkomingen van ECA-beleid. Volgens hem zijn ECA's maar al te vaak verantwoordelijk voor de ondersteuning van kredieten voor transacties in ontwikkelingslanden die niet stroken met lokale ontwikkelingsstrategieën, schadelijk zijn voor duurzame ontwikkeling, en vooral gunstig zijn voor lokale en buitenlandse elites. Hij noemt exportkredietondersteuning voor transacties die niet productief blijken te zijn als voorbeeld. Deze leiden vaak tot problemen bij het terugbetalen van de leningen die door ECA's worden ondersteund en dragen bij aan de schuldenproblematiek van ontwikkelingslanden. Als deze landen de leningen niet kunnen terugbetalen, kan de kwijtschelding worden gerapporteerd als officiële ontwikkelingshulp (ODA). Op die manier draaien ontwikkelingslanden op voor het falen van het ECA-beleid.


Opkomende concurrentie
Een ander probleem is dat het de ECG niet lukt adequaat in te spelen op de groeiende rol van de ECA's van niet-OESO-landen, zoals Brazilië, China, India en Zuid-Afrika. De internationale betekenis van deze opkomende markteconomieën, met hun eigen ECA's en eigen regelgeving, is sterk gegroeid. Ten onrechte heeft de ECG de neiging toe te geven aan grote druk van bedrijven in OESO-landen om de sociale- en milieunormen te verlagen als antwoord op de groeiende concurrentie van bedrijven van buiten de OESO.


Participatie
Om te voorkomen dat ze haar leidende positie verliest, denkt Wiertsema dat 'de OESO juist niet de exportsubsidieoorlogen opnieuw moet aanwakkeren, maar op een andere manier haar eigen concurrentievoordeel moet ontwikkelen.' De ECG moet zich volgens hem richten op het effectief bevorderen van economisch duurzame ontwikkeling en een meer open en wederkerige dialoog met andere partijen voeren. Meer transparantie is noodzakelijk voor het opstarten van een zinvolle dialoog met niet-OESO-ECA's binnen de onderhandelingen over een wereldwijd geldend systeem van regelgeving voor exportkredieten. Om ervoor te zorgen dat de impact op sociaal vlak, het milieu en de mensenrechten in ogenschouw wordt genomen, moet de OESO aandringen op de participatie van het maatschappelijk middenveld en de ontvangende landen van de ECA-ondersteunde transacties. Wiertsema: 'De vijftigste verjaardag van de OESO is een uitstekende gelegenheid voor de ECG om een nieuwe start te maken.'

 

Het boek Smart Rules for Fair Trade: 50 years of Export Credits  is online beschikbaar.

Lees meer over dit onderwerp