Both ENDS

Blog / 16 februari 2021

Nederland kan veel bijdragen aan verduurzaming van landbouw – nationaal én internationaal

Als Nederland haar landbouw en veeteelt wil verduurzamen en wil zorgen dat boeren een eerlijke prijs voor hun producten krijgen, zal ons land ook buiten de grenzen moeten kijken. Nederland is de op één na grootste exporteur van landbouwproducten ter wereld. We hebben grote impact, omdat we via onze handelsrelaties een intensief landbouwsysteem in stand houden dat leidt tot de vernietiging van ecosystemen en dat lokale productie ondermijnt. De voetafdruk van de Nederlandse economie is, mede door de handel in landbouwproducten, groot en groeiende. Dat moet en kan anders:Nederland heeft namelijk een goede uitgangspositie om de noodzakelijke landbouwtransitie aan te voeren. Gelukkig bieden de verkiezingsprogramma's die op tafel liggen, daarvoor genoeg aanknopingspunten. Een nieuwe coalitie kan dus voortvarend aan de slag.

De weg naar verduurzaming

De meeste aandacht in de partijprogramma's gaat naar verduurzaming op nationaal niveau. PvdA, GroenLinks, PvdD, SP, ChristenUnie en D66 willen landbouw en veeteelt compleet verduurzamen en inzetten in op natuurinclusieve- en kringlooplandbouw. De overheid pakt in hun programma's een stimulerende en regulerende rol. CDA en VVD kiezen voor verduurzaming van het bestaande landbouwmodel door technologische oplossingen. De overheid biedt daarbij handvatten en de initiërende en leidende rol ligt bij de boeren zelf.

De partijen zijn het er in grote lijnen met elkaar over eens dat boeren een eerlijke prijs moeten krijgen voor hun producten, dat ketens korter moeten en dat producten lokaal moeten worden afgezet en geconsumeerd. Dat vergt een grote omslag, zeker in ons buitenlandbeleid. Want Nederlandse banken, bedrijven en landbouwingenieurs promoten het Nederlandse landbouwmodel dat in eigen land ter discussie staat, actief in het buitenland, en de overheid stimuleert en ondersteunt dat op allerlei manieren.

Handels- en investeringsafspraken

Een belangrijk onderdeel van die exportstrategie van ons niet-duurzame landbouwmodel, zijn handelsverdragen. De bestaande en toekomstige verdragen die Nederland en de EU met landen in Azië, Afrika of Latijns-Amerika sluiten maken het mogelijk voor grootschalige producenten om nieuwe afzetmarkten aan te boren, waardoor kleine lokale boeren uit de markt worden gedrukt.

De afspraken in die verdragen zijn een grote belemmering voor de lokale voedselproducenten. Boeren in Indonesië kunnen alleen duurzame rijst produceren als ze hun eigen, lokale zaaigoed kunnen gebruiken. Dat wordt maar al te vaak belemmerd door internationale handelsafspraken die giganten als Bayer en Syngenta bevoordelen. Vrouwen in Guatemala die voedselbossen willen aanleggen moeten voor water concurreren met de snel uitbreidende palmolieplantages die in handen zijn van buitenlandse multinationals – mogelijk gemaakt door banken, verzekeraars en handels- en investeringsverdragen.

Maar ook boeren in Nederland hebben last van deze verdragen. Nederlandse tuinders komen in de verdrukking door grootschalig en goedkoop geproduceerde sperziebonen uit Senegal en Marokko – voor een groot deel geproduceerd door een van oorsprong Nederlands bedrijf. Goedkope, niet duurzaam geteelde rozen uit Kenia maken het voor Nederlandse glastuinbouwers moeilijk om zelf te verduurzamen. En zo zijn er legio voorbeelden. Het EU-Mercosur verdrag, waartegen een meerderheid in de Kamer zich heeft uitgesproken, leidt tot grotere concurrentie van Zuid-Amerikaanse vlees- en akkerbouwproducten die volgens veel lagere duurzaamheidsstandaarden zijn geproduceerd en bovendien een groot gevaar voor de Amazone betekenen.

Nederland is deel van de oplossing

Nederland kan in plaats van onderdeel van het probleem, juist onderdeel van de oplossing zijn. De nieuwe coalitie zal, om de overgang naar duurzame landbouw echt van start te laten gaan, de productie van niet-duurzame producten zoals soja en palmolie moeten ontmoedigen door strenge duurzaamheidseisen te stellen aan de import van deze bulkgoederen. Zij kan er in de EU en in WTO voor pleiten dat in nieuwe handels- en investeringsverdragen zoals het EU-Mercosur verdrag, importheffingen worden opgenomen voor niet-duurzame producten. Binnen haar eigen handelsafspraken, zoals die met Indonesië, kan de nieuwe regering het monopolie van zadengiganten - die het boeren onmogelijk maakt hun eigen zaden te gebruiken - tegengegaan.

De praktijk laat zien dat onder andere voedselbossen en agro-ecologische initiatieven binnen en buiten Nederland toekomstbestendig en rendabel zijn. De nieuwe coalitie kan de Nederlandse boeren die ook buiten onze grenzen willen verduurzamen – de voorlopers van wie het moeten hebben – belonen en waar mogelijk financieel ondersteunen om deze ontwikkeling aan te jagen, in plaats van niet-duurzame landbouwbedrijven te blijven ondersteunen.

De nieuwe coalitie heeft in onze wetenschap een potentiële bondgenoot; het broeit in Wageningen en bij andere universiteiten van het talent en de energie om duurzaam de norm te maken. Met de wetenschap samen kan Nederland gaan investeren in het uitbouwen van agro-ecologie en andere vormen van duurzame en circulaire landbouw en veeteelt. Te beginnen met handelsmissies die primair gericht zijn op de export van die methoden in plaats van ons 20e eeuwse, grootschalige landbouwmodel.

Wat Nederland buiten de grenzen doet, is van enorm belang voor de internationale duurzame landbouw- en voedseltransitie. Aan de nieuwe coalitie de opdracht om de verantwoordelijkheid te nemen die past bij die rol, en die omwenteling in en buiten Nederland een grote impuls te geven.

 

Lees meer over dit onderwerp